Wat is ju-jitsu?
De definitie die door de Vlaamse Ju-Jitsu Federatie gebruikt wordt luidt als volgt:
"Jujutsu is een algemene benaming van Japanse vechtkunsten waarbij de "verdediger" zich meestal ongewapend verdedigt tegen één of meerdere gewapende of ongewapende tegenstrevers, daarbij gebruik makend van bevrijdingen, worpen, klemmen, controletechnieken en slag- en stoottechnieken."
In de praktijk is het zo dat ju-jitsu dus een zeer veelzijdige krijgskunst is die in vergelijking met bijvoorbeeld het judo meer gebruik maakt van een groter arsenaal aan klemmen en slag- en stoottechnieken en in vergelijking met het karate meer met worpen, klemmen, bevrijdingen, en grondtechnieken werkt.
Het ju-jitsu blijft dus een allesomvattende krijgskunst daar waar anderen zich toespitsen op een deelgebied van onze technieken. Het ju-jitsu verschaft mensen daarom een zeer brede basis aan zelfverdedigingstechnieken die iemand toelaten zich in alle situaties te verdedigen.
De definitie die door de Vlaamse Ju-Jitsu Federatie gebruikt wordt luidt als volgt:
"Jujutsu is een algemene benaming van Japanse vechtkunsten waarbij de "verdediger" zich meestal ongewapend verdedigt tegen één of meerdere gewapende of ongewapende tegenstrevers, daarbij gebruik makend van bevrijdingen, worpen, klemmen, controletechnieken en slag- en stoottechnieken."
In de praktijk is het zo dat ju-jitsu dus een zeer veelzijdige krijgskunst is die in vergelijking met bijvoorbeeld het judo meer gebruik maakt van een groter arsenaal aan klemmen en slag- en stoottechnieken en in vergelijking met het karate meer met worpen, klemmen, bevrijdingen, en grondtechnieken werkt.
Het ju-jitsu blijft dus een allesomvattende krijgskunst daar waar anderen zich toespitsen op een deelgebied van onze technieken. Het ju-jitsu verschaft mensen daarom een zeer brede basis aan zelfverdedigingstechnieken die iemand toelaten zich in alle situaties te verdedigen.
Het ontstaan van ju-jitsu
Ieder wezen in de natuur is er in de eerste plaats op uit om te overleven, zowel individueel als voor heel de soort. Hiertoe zal het op zoek gaan naar voedsel en zich voortplanten. Omdat levende wezens meestal hun energie moeten halen uit andere levende wezens is het dikwijls een kwestie van eten of gegeten worden.
Om te overleven zal ieder wezen er daarom moeten voor zorgen om aan voedsel te geraken zonder zelf prooi te worden. Hiertoe zal het allerlei trucjes en technieken ontwikkelen, gaande van een camouflagekleur over geurafscheiding tot vecht- en vluchtreacties.
De eerste "verdedigings"-technieken zullen eerder toevallig ontstaan zijn. Door meerdere positieve ervaringen leert het individu zich doeltreffend te verdedigen. De grote hersenen van de mens stellen hem in staat deze ervaringen te bundelen, te analyseren en over te dragen aan de volgende generaties. Op die manier ontstaat een "vechtkunst".
Verschillende bevolkingsgroepen verspreid over de ganse wereld hebben gelijkaardige evoluties doorgemaakt, maar dankzij de verschillende leefomstandigheden is er een grote variëteit van vechtkunsten ontstaan. Zichzelf of zijn familie en bezittingen beschermen is dus van alle tijden en van alle contreien. Japan heeft hierop géén monopolie, maar door de latere invoer van vuurwapens op het slagveld is de evolutie van de krijgskunsten daar wel op een hoger niveau gebeurd dan in bijvoorbeeld West-Europa.
Japan
De strijd op het slagveld werd in eerste instantie beslecht door het gebruik van boog en pijl (Kyu-jutsu), de lans of speer (So-jutsu) en het zwaard (Ken-jutsu). Wanneer de samurai ontwapend werd, was het noodzakelijk ongewapend te kunnen verder vechten. Als aanvulling op de wapen-systemen werd daarom het yoroi kumi uchi beoefend. Na 1600 onderging het kumi-uchi een aantal veranderingen en werd de term jujutsu meer gebruikt. Ook andere benamingen van ongewapend vechten, meestal als aanvulling op een gewapende kunst kwamen voor: yawara, tai-jutsu, wa-jutsu.
Het echte begin van het jujutsu is te situeren rond 1600 à 1650 met het ontstaan van verschillende scholen waarvan de voornaamste waren: Kito Ryu en Tenshin-Shinyo Ryu. Elke school specialiseerde zich in zijn eigen technieken die opgetekend werden in geheime schriften (densho). Volgens Donn Draeger bestonden er in het Edo-tijdperk meer dan 700 ryu (scholen), die ju-jitsu-achtige bewegingen in hun repertoire hadden (Classical budo, blz 120).
Uiteraard zijn er veel overeenkomsten, want, zoals reeds dikwijls gezegd: "een mens heeft maar twee armen en twee benen". Maar toch vinden we in de huidige scholen soms toch een grote verscheidenheid aan technieken.
Ieder wezen in de natuur is er in de eerste plaats op uit om te overleven, zowel individueel als voor heel de soort. Hiertoe zal het op zoek gaan naar voedsel en zich voortplanten. Omdat levende wezens meestal hun energie moeten halen uit andere levende wezens is het dikwijls een kwestie van eten of gegeten worden.
Om te overleven zal ieder wezen er daarom moeten voor zorgen om aan voedsel te geraken zonder zelf prooi te worden. Hiertoe zal het allerlei trucjes en technieken ontwikkelen, gaande van een camouflagekleur over geurafscheiding tot vecht- en vluchtreacties.
De eerste "verdedigings"-technieken zullen eerder toevallig ontstaan zijn. Door meerdere positieve ervaringen leert het individu zich doeltreffend te verdedigen. De grote hersenen van de mens stellen hem in staat deze ervaringen te bundelen, te analyseren en over te dragen aan de volgende generaties. Op die manier ontstaat een "vechtkunst".
Verschillende bevolkingsgroepen verspreid over de ganse wereld hebben gelijkaardige evoluties doorgemaakt, maar dankzij de verschillende leefomstandigheden is er een grote variëteit van vechtkunsten ontstaan. Zichzelf of zijn familie en bezittingen beschermen is dus van alle tijden en van alle contreien. Japan heeft hierop géén monopolie, maar door de latere invoer van vuurwapens op het slagveld is de evolutie van de krijgskunsten daar wel op een hoger niveau gebeurd dan in bijvoorbeeld West-Europa.
Japan
De strijd op het slagveld werd in eerste instantie beslecht door het gebruik van boog en pijl (Kyu-jutsu), de lans of speer (So-jutsu) en het zwaard (Ken-jutsu). Wanneer de samurai ontwapend werd, was het noodzakelijk ongewapend te kunnen verder vechten. Als aanvulling op de wapen-systemen werd daarom het yoroi kumi uchi beoefend. Na 1600 onderging het kumi-uchi een aantal veranderingen en werd de term jujutsu meer gebruikt. Ook andere benamingen van ongewapend vechten, meestal als aanvulling op een gewapende kunst kwamen voor: yawara, tai-jutsu, wa-jutsu.
Het echte begin van het jujutsu is te situeren rond 1600 à 1650 met het ontstaan van verschillende scholen waarvan de voornaamste waren: Kito Ryu en Tenshin-Shinyo Ryu. Elke school specialiseerde zich in zijn eigen technieken die opgetekend werden in geheime schriften (densho). Volgens Donn Draeger bestonden er in het Edo-tijdperk meer dan 700 ryu (scholen), die ju-jitsu-achtige bewegingen in hun repertoire hadden (Classical budo, blz 120).
Uiteraard zijn er veel overeenkomsten, want, zoals reeds dikwijls gezegd: "een mens heeft maar twee armen en twee benen". Maar toch vinden we in de huidige scholen soms toch een grote verscheidenheid aan technieken.
Ju-jitsu in België
De introductie van jiujitsu in Europa vond plaats op het einde van de 19de eeuw. Van de ene kant waren er Europeanen die lange tijd in Japan verbleven, daar de kunst bestudeerden en die dan later in hun eigen land onderwezen. Van de andere kant waren er Japanse jiujitsuleraars die als ambassadeur van hun vechtkunst over de gehele wereld trokken. In Europa werd jiujitsu eerst in Engeland geïntroduceerd waarna de Japanse leraars ook naar andere landen trokken om demonstraties en onderricht te geven, en er enthousiastelingen uit diverse buurlanden rondtrokken om in deze eerste scholen onderricht te krijgen.
In de beginjaren was er geen sprake van judo, maar enkel van jiujitsu. Het Kodokan jiujitsu van Jigoro Kano onderging in de loop der jaren vele wijzigingen - vooral steeds minder gevaarlijke technieken - waardoor het verder evolueerde naar een wedstrijdsport. Vanaf dan werden er ook aparte federaties opgericht. Wegens deze historische evolutie vinden we nu nog steeds vele clubs die de twee sporten naast elkaar aanbieden.
In 1902 richtte Alexander "Ito" Minne, in samenwerking met schermleraar Julien Mertens, in Brussel de eerste Belgische jiujitsu club op. Eén van zijn leerlingen was Victor Boin die in zijn latere leven eerst topsporter in verschillende disciplines was en daarna voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité. Maurice "Okita" Minne, de jongere broer van Alexander nam enkele jaren later de club over. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog kregen Georges Ravinet en Jean-Marie Falise belangstelling voor judo en vertrokken naar Parijs om daar Japanse meesters en Franse topjudoka's te ontmoeten. Ze maakten ook kennis met Jean De Herdt, die naar België kwam om judolessen te geven aan enkele amateurs. Ravinet, Falise, Jean-Marie Egger, André Pianetti, Derouck, André Kolychkine, Ernest Callier, Darquenne, Willy Struelens, François Van Haesendonck en anderen werden de judopioniers van België.
In 1947 richtte Jean-Marie Falise de eerste club op in Marcinelle-Charleroi. In 1949 bestonden al 35 clubs en op 9 juni 1949 wordt de eerste federatie, met de naam Belgische Federale Judo en Jiujitsu Vereniging (BFJJJV) opgericht met als voorzitter Ernest Callier en Jean De Herdt als technisch directeur. Kort daarop werd een andere federatie geboren, de Belgische Amateur Judo Associatie, de BELAJA, met François Van Haesendonck als medestichter. Tokyo Hirano, 6de dan, kwam naar België en werd technisch directeur van BELAJA. Later dat jaar vond het eerste nationale kampioenschap plaats. Het Belgische judo, dat vanaf dat ogenblik over een structuur beschikte, was nu op de goede weg om te groeien. In 1951 werden de eerste zwarte gordels toegekend.
In 1954 kwam de Japanse judomeester Ichiro Abe naar België en werd technisch directeur, in de plaats van Jean De Herdt. Ichiro Abe bleef aan het hoofd staan van het Belgische judo tot 1969, het jaar waarin hij opnieuw naar Japan vertrok om een belangrijke functie uit te oefenen in het Kodokan. De BFJJJV werd op 19 oktober1959 vervangen door de Belgische Judo Bond (BJB-LBJ), waarvan Raymond Delforge tot in 1979 voorzitter was. In 1979 werd de Bond in twee delen gesplitst: een Franstalig en een Nederlandstalig deel. Zo kwamen de Ligue Francophone de judo (LFJ) en de Vlaamse judo Federatie (VJF), de enige officiële organen in België, tot stand. In deze periode nam het vrouwenjudo een hoge vlucht met de toekenning van de eerste zwarte gordels in 1953 en het eerste nationale kampioenschap in 1974.
In 1975 wordt de Belgische Ju-Jitsu Federatie (BJJF) opgericht door Frans Clessens, Margreet Schölvinck en Hugo Van Os met François Van Haesendonck als technisch directeur. Op 10 november 1988 verschijnen de statuten van de Belgische Ju-Jitsu Federatie Vlaamse Vleugel. De BJJF wordt omgevormd tot een overkoepelend orgaan van de Vlaamse en Waalse deelfederaties.
Bronnen:
► 'Geschiedenis van het ju-jitsu' uit de cursus Initiator
Ju-jitsu
► Interview: interactief, tekst: Paul Pauwels + gesprek secretariaat VJJF
De introductie van jiujitsu in Europa vond plaats op het einde van de 19de eeuw. Van de ene kant waren er Europeanen die lange tijd in Japan verbleven, daar de kunst bestudeerden en die dan later in hun eigen land onderwezen. Van de andere kant waren er Japanse jiujitsuleraars die als ambassadeur van hun vechtkunst over de gehele wereld trokken. In Europa werd jiujitsu eerst in Engeland geïntroduceerd waarna de Japanse leraars ook naar andere landen trokken om demonstraties en onderricht te geven, en er enthousiastelingen uit diverse buurlanden rondtrokken om in deze eerste scholen onderricht te krijgen.
In de beginjaren was er geen sprake van judo, maar enkel van jiujitsu. Het Kodokan jiujitsu van Jigoro Kano onderging in de loop der jaren vele wijzigingen - vooral steeds minder gevaarlijke technieken - waardoor het verder evolueerde naar een wedstrijdsport. Vanaf dan werden er ook aparte federaties opgericht. Wegens deze historische evolutie vinden we nu nog steeds vele clubs die de twee sporten naast elkaar aanbieden.
In 1902 richtte Alexander "Ito" Minne, in samenwerking met schermleraar Julien Mertens, in Brussel de eerste Belgische jiujitsu club op. Eén van zijn leerlingen was Victor Boin die in zijn latere leven eerst topsporter in verschillende disciplines was en daarna voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité. Maurice "Okita" Minne, de jongere broer van Alexander nam enkele jaren later de club over. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog kregen Georges Ravinet en Jean-Marie Falise belangstelling voor judo en vertrokken naar Parijs om daar Japanse meesters en Franse topjudoka's te ontmoeten. Ze maakten ook kennis met Jean De Herdt, die naar België kwam om judolessen te geven aan enkele amateurs. Ravinet, Falise, Jean-Marie Egger, André Pianetti, Derouck, André Kolychkine, Ernest Callier, Darquenne, Willy Struelens, François Van Haesendonck en anderen werden de judopioniers van België.
In 1947 richtte Jean-Marie Falise de eerste club op in Marcinelle-Charleroi. In 1949 bestonden al 35 clubs en op 9 juni 1949 wordt de eerste federatie, met de naam Belgische Federale Judo en Jiujitsu Vereniging (BFJJJV) opgericht met als voorzitter Ernest Callier en Jean De Herdt als technisch directeur. Kort daarop werd een andere federatie geboren, de Belgische Amateur Judo Associatie, de BELAJA, met François Van Haesendonck als medestichter. Tokyo Hirano, 6de dan, kwam naar België en werd technisch directeur van BELAJA. Later dat jaar vond het eerste nationale kampioenschap plaats. Het Belgische judo, dat vanaf dat ogenblik over een structuur beschikte, was nu op de goede weg om te groeien. In 1951 werden de eerste zwarte gordels toegekend.
In 1954 kwam de Japanse judomeester Ichiro Abe naar België en werd technisch directeur, in de plaats van Jean De Herdt. Ichiro Abe bleef aan het hoofd staan van het Belgische judo tot 1969, het jaar waarin hij opnieuw naar Japan vertrok om een belangrijke functie uit te oefenen in het Kodokan. De BFJJJV werd op 19 oktober1959 vervangen door de Belgische Judo Bond (BJB-LBJ), waarvan Raymond Delforge tot in 1979 voorzitter was. In 1979 werd de Bond in twee delen gesplitst: een Franstalig en een Nederlandstalig deel. Zo kwamen de Ligue Francophone de judo (LFJ) en de Vlaamse judo Federatie (VJF), de enige officiële organen in België, tot stand. In deze periode nam het vrouwenjudo een hoge vlucht met de toekenning van de eerste zwarte gordels in 1953 en het eerste nationale kampioenschap in 1974.
In 1975 wordt de Belgische Ju-Jitsu Federatie (BJJF) opgericht door Frans Clessens, Margreet Schölvinck en Hugo Van Os met François Van Haesendonck als technisch directeur. Op 10 november 1988 verschijnen de statuten van de Belgische Ju-Jitsu Federatie Vlaamse Vleugel. De BJJF wordt omgevormd tot een overkoepelend orgaan van de Vlaamse en Waalse deelfederaties.
Bronnen:
► 'Geschiedenis van het ju-jitsu' uit de cursus Initiator
Ju-jitsu
► Interview: interactief, tekst: Paul Pauwels + gesprek secretariaat VJJF
Oprichting van de Vlaamse Ju-Jitsu Federatie
Op 18 juni 2000 wordt de Vlaamse Ju-Jitsu Federatie (VJJF) opgericht vanuit een aantal clubs die ontevreden waren met het bestuur van de BJJF-VV.
In december 2002 vindt er een samensmelting plaats tussen BJJF-VV en VJJF, waarbij de benaming Vlaamse Ju-Jitsu Federatie behouden blijft.
Op 18 juni 2000 wordt de Vlaamse Ju-Jitsu Federatie (VJJF) opgericht vanuit een aantal clubs die ontevreden waren met het bestuur van de BJJF-VV.
In december 2002 vindt er een samensmelting plaats tussen BJJF-VV en VJJF, waarbij de benaming Vlaamse Ju-Jitsu Federatie behouden blijft.